De Cisterciënzer Orde is ontstaan in 1098, een periode van monastiek rèveil, toen Abt Robertus van Molesme – een benedictijner abt- met 21 medebroeders naar een onherbergzame plaats ‘Cistercium’ (Cîteaux) ten zuiden van Dijon trok. Aan deze plaats hebben zij ook hun naam ‘Cisterciënzers’ te danken.

Hun opzet was de Regel van Sint Benedictus zo getrouw mogelijk na te leven. In de beginperiode leek de orde niet levensvatbaar. Met de komst van St. Bernardus, zijn verwanten en vrienden kreeg de Orde een belangrijke impuls.

In de Middeleeuwen worden er al drie mannenkloosters gesticht in het Vlaamse land. In die periode vinden we in het noorden van de Lage Landen 14 mannenkloosters en 20 vrouwenkloosters die tot de Orde van Cîteaux behoren. De voornaamste abdijen lagen in Friesland en Groningen.

De Reformatie maakt een einde aan het bestaan van de orde in Nederland. In 1580 worden alle kloosters in Friesland opgeheven. Oorlogsgeweld en regeringsmaatregelen bepalen zo het einde van de machtige abdijen. Alleen in Roermond vinden we nu nog iets terug van de abdij O.L. Vrouwemunster uit 1218. Van de Abdij Aduard in Groningen is nog een kleine rest over.

Na de Franse Revolutie komt het religieuze leven weer tot grote bloei. Zo ontstaan er in onze Lage Landen drie congregaties van de Cisterciënzers. In 1892 komt de eenheid van de drie cisterciënzercongregaties van de strenge observantie tot stand. Deze tak krijgt in de volksmond de naam Trappisten naar het Franse klooster ‘La Trappe’. Momenteel zijn er in onze Lage Landen 8 mannenkloosters en 3 vrouwenkloosters van de ‘strenge observantie’ en 3 mannenkloosters en 1 vrouwenklooster van de ‘gewone observantie’.

Voor meer uitleg over de Cisterciënzerorde klik hier
Voor meer uitleg over de Cisterciënzerorde van de strikte observantie klik hier